
Hij
was professor in de filosofie, in het bijzonder de theoretische en morele
filosofie. Hij onderscheidde zich omdat hij een van de weinige
universiteitsprofessoren was, en de enige Italiaanse universiteitsfilosoof, die weigerden de eed van trouw
aan het fascisme af te leggen.
Na
zijn studie in Turijn en Leipzig en een hoogleraarschap in filosofie op
middelbare scholen, werd hij professor in de theoretische en morele filosofie
aan de Literatuurwetenschappelijke Academie van Milaan. Hij publiceerde een Inleiding tot de metafysica (1904), Spiritueel brevier (1922), Vrijheid (1928).
Nadat
hij de eed van loyaliteit aan het fascisme had geweigerd, werd hij in 1931 met emeritaat
gezonden. Hij trok zich terug in de villa van Spineto, een gehucht
Castellamonte, in de buurt van zijn geboorteplaats. Van 1932 tot aan zijn dood wijdde
hij zich uitsluitend aan persoonlijke filosofische studies en aan de redactie
van de Rivista di Filosofia. Hij
vertaalde zijn favoriete klassiekers (Kant, Schopenhauer), bestudeerde Spinoza
diepgaand. Verder schreef hij Jezus
Christus en het christendom (1934); Rede
en geloof (1934), Het evangelie (1936); en monografieën over Hegel en Kant
(1943)








